Vraag over het gebruik
Andere vraag

Interesse?

Wenst u meer nieuws, basisinformatie en sectorinformatie over arbeidsrecht, socialezekerheidsrecht en loonfiscaliteit?


Bekendmaking van een ontslag om dringende reden en rechtsmisbruik

Commentaar op rechtspraak - 26/10/2021
-
Auteur(s): 
Terra Laboris


In een vonnis van 28 juni 2021 kent de arbeidsrechtbank van Henegouwen (afdeling Bergen) aan een werknemer die de functie van directeur-zaakvoerder van een huisvestingsmaatschappij heeft bekleed een schadevergoeding toe wegens materiële en morele schade ten gevolge van de bekendmaking in de pers van zijn ontslag om dringende reden, een dringende reden die ongegrond blijkt te zijn.

De feiten

Een huisvestingsmaatschappij die door de Société Wallonne du Logement werd opgeroepen om verantwoording af te leggen over verschillende problemen (klachten met betrekking tot de renovatie, vaststelling van verschillende tekortkomingen in het beheer enz.) roept via haar raad van bestuur haar directeur-zaakvoerder op om uitleg te verschaffen over verschillende betwiste punten waarvoor toelichting wordt gevraagd.

Na het verhoor wordt betrokkene ontslagen om dringende reden. De ontslagbrief is zeer uitdrukkelijk en verwijst naar talrijke punten die voorkomen in het verzoek tot uitleg van de S.L.W.

De dringende reden wordt betwist en er wordt een geding ingeleid bij de arbeidsrechtbank van Henegouwen (afdeling Bergen).

Voorwerp van de vorderingen voor de rechtbank

De werknemer vordert de betaling van een compensatoire opzeggingsvergoeding, te verhogen met een eindejaarspremie, alsook een schadevergoeding wegens willekeurig ontslag.

De vennootschap stelt een tegenvordering in voor een euro provisioneel tot vergoeding van een zware fout (of bedrog) begaan door betrokkene in de uitoefening van zijn functies, alsook een andere euro provisioneel wegens tergend en roekeloos geding.

De beslissing van de rechtbank

De rechtbank brengt de beginselen zeer uitgebreid in herinnering en herhaalt de wettelijke vereisten inzake kennisgeving van de dringende reden. Ze behandelt in de eerste plaats – en past ze in casu toe – de vereisten van nauwkeurigheid van de redenen, waarbij ze eraan herinnert dat deze verduidelijking niet noodzakelijk moet voortvloeien uit het loutere geschrift dat de aangetekende brief vormt, maar dat deze brief kan worden aangevuld met een verwijzing naar andere elementen, waarbij wordt voldaan aan de fundamentele voorwaarde dat dit geheel toelaat de redenen die het ontslag rechtvaardigen met zekerheid en nauwkeurigheid te beoordelen. Uit dit formalisme volgt dat verschillende grieven onnauwkeurig zijn en niet gesitueerd zijn in de tijd. Er kan dus geen rekening mee worden gehouden.

Wat de naleving van de dubbele termijn van drie dagen betreft, merkt de rechtbank op dat het ontslag heeft plaatsgevonden de dag na het verhoor door de raad van bestuur en dat de redenen vervat zijn in de ontslagbrief. De termijnen werden dus nagekomen.

Wat de gegrondheid van de dringende reden betreft, die eveneens aanleiding geeft tot belangrijke ontwikkelingen, besluit de rechtbank in haar onderzoek dat de feiten die werden aangenomen bij de oorsprong van het ontslag, noch afzonderlijk noch gezamenlijk, als zodanig foutief kunnen worden beschouwd dat zij elke professionele samenwerking tussen de partijen onmiddellijk en definitief onmogelijk maakten. Ze kent dus de compensatoire opzeggingsvergoeding toe, waarbij ze haar uitspraak over het definitieve bedrag aanhoudt, wat eveneens geldt voor de eindejaarspremie.

Wat de vordering tot schadevergoeding wegens willekeurig ontslag betreft, deze steunt op het bestaan van materiële en morele schade. De rechtbank herinnert in dit opzicht eraan dat de werknemer het bestaan van een fout in hoofde van de werkgever en eveneens een specifieke schade en een oorzakelijk verband moet bewijzen.

In casu verwijt de werknemer de vennootschap dat zij aan zijn ontslag een bekendheid heeft gegeven die voor hem nadelig is, aangezien de media-impact ervan en de publieke kritiek die tegen hem werd geuit zodanig zijn dat hij ernstige morele schade heeft geleden en dat hem bovendien elke mogelijkheid wordt ontnomen om opnieuw een passende betrekking te vinden. Deze schade overstijgt deze die voortvloeit uit de verbreking van de arbeidsovereenkomst.

Ter staving van zijn klacht legt betrokkene persartikels voor, artikels die verschenen zijn in kranten en gepubliceerd zijn op websites. Die beslaan een periode van anderhalve maand. De rechtbank herneemt de inhoud van deze artikelen, die verwijst naar het bestaan van een ontslag om dringende reden, aangezien betrokkene (wiens naam wordt gegeven) zich schuldig zou hebben gemaakt aan schadelijke tekortkomingen op het stuk van administratief en financieel beheer en tekortkomingen in het beheer van een geschil in rechte, waarin de vennootschap zou zijn gedagvaard en veroordeeld, ten gevolge waarvan betrokkene zou hebben beslist hoger beroep aan te tekenen “zonder zelfs de raad van bestuur te verwittigen”. Er wordt hem eveneens publiekelijk verweten dat hij “te ontwijkende” verklaringen heeft gegeven, alsook dat hij de regels omzeilt (overdracht van een lot sanitair dat moet worden geïnstalleerd in een sociale woning naar een gemeenteschool) alsook andere grieven, waaronder het misbruik van subsidies.

De rechtbank herinnert in dit opzicht eraan dat hoewel de bekendmaking van het ontslag van een directeur intern gerechtvaardigd is in een vennootschap om alle werknemers te informeren over de wijzigingen die zich voordoen in het organigram, dit niet geldt voor de bekendmaking van een ontslag in de media. De identiteit van betrokkene werd bekendgemaakt, evenals het ontslag om dringende reden en de verklaringen van bestuurders van de vennootschap worden vermeld. De informatie over het ontslag is niet neutraal. Ze vormt onnodige negatieve publiciteit. Deze vormt rechtsmisbruik in zoverre een normaal voorzichtige en zorgvuldige werkgever dergelijke informatie niet ter kennis van de pers zou hebben gebracht.

Er wordt met name verwezen naar een vonnis van de arbeidsrechtbank van Brussel van 17 januari 1986 (Arbrb. Nijvel, 17 januari 1986, nr. F-19860117-12, met verwijzing naar www.juportal.be), dat heeft beslist dat de bekendheid die wordt gegeven aan het ontslag van een werknemer alsook de inhoud van de ontslagbrief zelf, die twijfel kan laten bestaan over de betrouwbaarheid van betrokkene of minstens over zijn beroepsbekwaamheid, dit ontslag willekeurig maken.

Het bestaan van materiële en morele schade wordt aanvaard, aangezien de in het geding zijnde bekendmakingen schadelijk zijn bij het zoeken naar een nieuwe betrekking en de kritiek op de kwaliteit van zijn werk “in het openbaar” werd uitgelegd.

De rechtbank willigt die vordering dus ook in.

Belang van de beslissing

De zaak die werd beslecht door de arbeidsrechtbank van Henegouwen (afdeling Bergen) is de gelegenheid om terug te komen op de bijzondere schade die vergoedbaar is in geval van verbreking van de arbeidsovereenkomst.

De normale schade die voortvloeit uit de beëindiging zelf is immers inbegrepen in de compensatoire opzeggingsvergoeding, zowel wat het materiële als het morele aspect ervan betreft. In het kader van een procedure wegens rechtsmisbruik moet dus een afzonderlijke schade worden ingeroepen.

De materiële schade is deze die rechtstreeks verband houdt met het verlies van de kans om opnieuw werk te vinden gelet op de zeer negatieve publiciteit over de beroepsbekwaamheid van de werknemer (in casu leidinggevende werknemer), wiens persoonlijkheid beoogd werd.

Aangezien de materiële schade aldus wordt bepaald, moet daaraan een moreel luik worden toegevoegd wegens kennelijke aantasting van de eerbaarheid. De vergoeding van een dergelijke aantasting wordt regelmatig aanvaard in de rechtspraak. Er werd dus geoordeeld (Arbh. Bergen, 25 september 2015, AR 2014/AM/307) dat het meedogenloos in het geding brengen van de eerbaarheid van een werknemer zonder twijfel schade veroorzaakt, minstens van morele aard, in hoofde van het slachtoffer, die onderscheiden moet worden van de gevolgen van het ontslag zelf.

In een vorig arrest had dit hof eraan herinnerd dat de vereiste schade niet de schade is die overeenstemt met de psychologische gevolgen die voortvloeien uit het ontslag, want het misbruik kan niet voortvloeien uit de gevolgen van het ontslag maar wel uit de omstandigheden die het ontslag omringen (Arbh. Bergen, 15 mei 2013, AR 2007/AM/20.622).

Een schade die vergelijkbaar is met de aantasting van de eerbaarheid is die van de aantasting van de professionele reputatie (een punt waarnaar kan worden verwezen in Arbh. Brussel, 1 april 2014, AR 2013/AB/140, dat betrekking heeft op interne bekendmaking).

Tot slot merken we op dat andere beslissingen het gevoel van vernedering of onrechtvaardigheid inhouden (zie Arbh. Luik, 20 juni 2011, AR 2010/AL/531, met name waar de fout bestond in de ontstentenis van verhoor en de eerbiediging van het recht van verdediging).

Bron:  Arbrb. Henegouwen (afd. Bergen), 28 juni 2021, AR 19/811/A